In de eerste week van oktober 2019 vonden invallen plaats bij de voormalige minister van Infrastructuur (2009-2017) en enige ‘medewerkers’. Mogelijk waren deze invallen het gevolg van de serie aangiften van stichting ‘Nos ta Aruba’ in 2017. Deze aangiften met een gedetailleerde beschrijving van de modus operandi hielden een verzoek in voor “strafrechtelijk onderzoek naar de toenmalige minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie, inzake de uitgiften van overheidsterreinen waarbij ernstige en strafbare ongeregeldheden hebben plaatsgevonden, waaronder handel en manipulaties met overheidsterreinen, het uitgeven van percelen grond tegen onrechtmatige betaling, ambtelijke omkoping, corruptie, opzettelijke misleiding, valsheid in geschrifte, onrechtmatige bevoordeling, voorkeursbehandeling, belastingfraude en het witwassen van geld”. De aangiften waren een weergave van de algemene indruk in de Arubaanse samenleving dat er op grote schaal sprake was van handel in overheidsterreinen.

De eerste reactie van de ex-minister en zijn ‘medewerkers’ was dat hier sprake was van politieke vervolging. Ook de partijleider van de AVP deelde in zijn eerste reactie op dit gebeuren dezelfde opvatting. Hij verwees daarbij onder meer naar de vrijspraak van zijn broer en voormalige premier die volgens hem eveneens het slachtoffer was van politieke vervolging. Daarmee miskent (?) hij enige belangrijke feiten.

Opzettelijk financieel wanbeheer?

Het onderzoek dat indertijd leidde tot de vervolging èn veroordeling van acht mensen werd ondernomen onder grote druk van de gemeenschap. Die had de sterke indruk dat er tijdens het bewind van de AVP (1994-2001) grootschalige corruptie had plaatsgevonden. Deze indruk bleek correct te zijn volgens het documentatieonderzoek door de ingestelde ‘Waarheidscommissie’. Daarin speelden vooral de toenmalige directeur van de Centrale Accountantsdienst (CAD) en de toenmalige secretaresse van de Raad van Advies een belangrijke rol. Reeds op grond van slechts één project werd aangifte gedaan tegen acht mensen. Na strafrechtelijk onderzoek werden alle acht (inclusief één minister) door het gerecht schuldig bevonden. Daar hoorde de premier niet bij. Die werd op basis van getuigenverklaringen van de ‘veroordeelden’ eveneens door het OM beschuldigd van kwalijke praktijken. Hij werd echter vrijgesproken, onder meer omdat “er geen goedgekeurde jaarrekeningen waren waarop kon worden afgegaan” en “begrotingen en jaarrekeningen dus niet goed met elkaar vergeleken konden worden”. Van het Gerecht “kon niet verwacht worden om alles zelf uit te rekenen en te gaan vergelijken”. De tekortschietende landelijke financiële administratie waar overigens al vanaf de intrede van de Status Aparte door zowel de CAD als de Algemene Rekenkamer jaarlijks op gewezen werd, bleek een perfecte reden om van berechting af te zien. Niet voor niets werden er dan ook nooit door beide grote politieke partijen zelf serieuze stappen ondernomen om het financieel beheer naar behoren te verbeteren.

Oorverdovende stilte…

De IBIS-zaak, die leidde tot het onderzoek naar en veroordeling van een AVP-minister wegens corruptieve praktijken, vond plaats onder het laatste AVP-bewind. Daarover zweeg de AVP in alle talen. Ook toen de PG in een interview verklaarde dat er vanuit dat onderzoek zoveel feiten aan het licht waren gekomen dat er genoeg materiaal was voor wel 12 gelijksoortige zaken. Het gebrek aan voldoende deskundige mankracht was echter het belangrijkste obstakel om op korte termijn alle zaken aan te pakken. Maar binnen de Arubaanse (gepolariseerde!) gemeenschap heerste de indruk dat de toenmalige regering sterke druk uitoefende op het OM om geen nader strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar een tweede (en derde?) AVP-minister.

Extra onderzoekcapaciteit!

Feitelijk maakt de AVP misbruik van het feit dat traag verlopend onderzoek naar mogelijk corruptieve activiteiten van een van hun voormalige ministers pas onder een ander kabinet tot resultaten leidt. De vraag of hier sprake is van politieke vervolging is echter volslagen irrelevant. Indien de AVP de belangen van de gemeenschap werkelijk ter harte neemt, dan moet zij haar hoofdaandacht eveneens richten op de vraag of er inderdaad sprake was van strafbare feiten. Zij zou daarnaast, hopelijk in samenwerking met de coalitieregering, ernaar moeten streven de onderzoekscapaciteit van de Landsrecherche en de RST uit te breiden. Tenslotte zou zij de huidige minister van Justitie onder druk moeten zetten om zijn weerstand om het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) toestemming te verlenen onderzoek te doen naar corruptie in Aruba, om te zetten in een volledige medewerking. Zo niet, dan laden beiden de gerechtigde verdenking op zich dat zij nog heel wat te verbergen hebben!