Kort na de verkiezingen in 2013 vertelde een kennis mij over een recente goede investering. Tegen zijn gewoonte in om een politieke partij te financieren had hij dat dit keer wel gedaan. De overwinning kon de toenmalige partij aan de macht namelijk gewoonweg niet ontgaan. Hij was er dus zeker van dat hij zijn royale bijdrage aan de campagnekas van de minister van infrastructuur dubbel en dwars zou terugverdienen. Dat klopte: na de verkiezingen werd al gauw een terrein tegenover de grote hotels op zijn naam geschreven.

Schaamteloos

Het terrein wilde hij gebruiken voor de bouw van een appartementencomplex. Uiteindelijk had hij daar te weinig geld voor. Dus verkocht hij het terrein en vroeg -met succes- een ander aan. Voor hèm bestond geen wachtlijst. Voor mij was dat geen verassing. Dit is al decennialang de modus operandi van ‘de politiek’: “Help mij aan de macht en dan zorg ik ervoor dat jij je beloning krijgt”. Die beloning komt echter niet uit de zak van de betrokken politicus of de partij. Die maken daarvoor schaamteloos gebruik van de eigendommen van het Land waar zij vrijelijk over denken te kunnen beschikken.

Ruilhandel

Mensen die zich wèl houden aan voorgeschreven regels en procedures hebben hierdoor jarenlang het nakijken. Wie geen persoonlijke band heeft met ‘decisionmakers’ en ook onvoldoende geld om besluiten te ‘beïnvloeden’, moet zich achter in de rij aansluiten en hopen dat er vlak vóór de volgende verkiezingen naar gekeken wordt. Dan kan juist het omgekeerde plaats vinden: het toekennen van een terrein in ruil voor stemmen: “Scratch my back and I’ll scratch yours”.

Marktplaats

Deze handel vond op allerlei gebieden plaats, met name waar vergunningen werden verleend. Vergunningen voor het (buiten de normale procedures om) verkrijgen van (grote) terreinen, voor het (snel!) verkrijgen van een bouwvergunning, voor het (op korte termijn!) kunnen invoeren van personeel voor de bouw van vooral (grote!) hotels, voor personeel dat nodig was om de nieuwe hotels te bemannen, enz. Het kwam daarbij regelmatig voor dat ondernemingen geen permanente maar een tijdelijke vergunning kregen. Die werd vervolgens steeds verlengd in verkiezingstijd, nadat het bedrijf een (flinke) bijdrage aan de campagnekas had gedaan.

Business

Voor velen is dit blijkbaar normaal. Niet voor niets verklaarde een minister jaren geleden: “Ik ben minister geworden om zaken te doen”. En dat is ook lang mogelijk geweest, zolang de economie genoeg produceerde om ongelimiteerd mensen in dienst te nemen, er nog genoeg terreinen voorhanden waren, er nauwelijks controle was op het doen en laten van overheidsfunctionarissen en burgers niet echt openlijk kritisch durfden zijn. Nu inkomsten voorlopig schaars zijn en overmatige kosten niet meer gedekt kunnen worden, er een veel strenger terreinenbeleid is opgezet, er steeds vaker met een loep wordt gekeken naar overheidshandelen en mensen steeds mondiger worden zal ‘business-as-usual’ steeds moeilijker worden.

Vragen

De politieke patronage en het ‘zakendoen met overheidseigendommen’ die op ons eiland zo lang een allesoverheersende rol hebben gespeeld zijn niet meer houdbaar. De vraag is of de politieke partijen die hierin zo’n bepalende rol hebben gespeeld, wederom een politieke rol van betekenis mogen spelen. Immers, door hun ‘beleid’, de ene erger dan de ander, stond Aruba er al vóór de covid-crisis beroerd voor. Daarbij komt dat bestuurders vaak wanbeleid hebben gevoerd onder het ‘wakend oog’ van het parlement. De vraag is dan ook of het parlementair functioneren binnen het huidige politieke systeem voldoende garanties biedt om ‘traditioneel bestuur’ te keren. Tenslotte is de vraag of burger(groeperingen) en de commerciële en vakbondssectoren voldoende moed kunnen/willen opbrengen om een rol van betekenis te spelen in de verbetering van bestuurshandelen. Uiteindelijk is dat ook in hun eigen belang. Het antwoord op deze vragen bepaalt de toekomst van ‘de politiek’ en de Arubaanse gemeenschap.