Vanaf het moment dat de olieraffinaderij in Aruba in 1929 haar poorten opende, speelde hij een belangrijke rol in de Arubaanse economie. Armoede werd iets van het verleden. De Arubaanse welvaart steeg tot de hoogsten in het Caribisch gebied. Ook na vergaande moderniseringen die tot massaontslagen leidden en uiteindelijk tot de opkomst van de toeristenindustrie, bleef de raffinaderij van groot belang. Dat bleek toen de Lago haar poorten definitief sloot in 1985. De werkloosheid steeg in één slag van praktisch nihil tot 30% en de economie kromp met 20%.

Sluitingen

De directe aanleiding voor die sluiting was de overcapaciteit van olieproductie in de wereld. Die was onder meer veroorzaakt door de komst van enorme en supermoderne raffinaderijen in bijvoorbeeld Rotterdam en Saudi Arabië. Oude raffinaderijen zoals die in Aruba die tegen (veel) hogere kosten de olie raffineerden, legden als eersten het loodje. Uiteindelijk werden in de loop van de laatste 35 jaar alle vier grote raffinaderijen in het Caribisch gebied gesloten. Te weten, de Lago in Aruba (1985), de Shell in Curaçao (1985), de enorme Hovensa raffinaderij in St. Croix (2012) en zelfs die van Trinidad & Tobago (2018). Deze laatste is opmerkelijk, aangezien die kon rekenen op een gedeeltelijke eigen olievoorziening en een onuitputtelijke gasvoorraad.

Heropening

Vanwege de grote economische belangen zetten de onderscheiden landen alles op alles om ‘hun’ raffinaderij open te houden. Zo slaagde Curaçao er al gauw in het Venezolaanse PDVSA te strikken om de raffinage over te nemen terwijl het er na de actuele ineenstorting van de PDVSA op lijkt dat de raffinage in Curaçao vanaf 2020 wordt voortgezet door de Klesch-groep. Die van St. Croix is in handen gekomen van de Limetree Bay Refining, terwijl de vakbond van werknemers van de raffinaderij van Trinidad & Tobago mede met een grote injectie van buitenlands (Surinaams!) geld hoopt het bedrijf in eigen beheer te kunnen draaien. Ook Aruba slaagde erin haar raffinaderij te (laten) heropenen, alhoewel daar uiteindelijk 3 bedrijven voor nodig waren: Coastal, El Paso en Valero. Deze laatste sloot de raffinaderij uiteindelijk definitief in 2012. De vooruitzichten voor een hernieuwde opening van de Arubaanse raffinaderij zijn echter ronduit slecht.

Arubaanse realiteit

De Arubaanse raffinaderij is op die van Curaçao na de oudste van de vier. Daarnaast is hij het langst buiten gebruik en dus zonder onderhoud. Met de grote dagelijkse zoutaanslag is dit rampzalig. Niet voor niets schatte de bekende raffinage-expert Nelson English enkele jaren geleden de kosten voor ‘rehabilitatie’ van de raffinaderij op ruim US$2 miljard. Hiermee zou de raffinaderij op hetzelfde beperkte peil kunnen functioneren als in 1991. Wegens het ontbreken van een kraakinstallatie sinds midden jaren ’80 kon de raffinaderij namelijk geen eindproducten als benzine en diesel meer produceren. Een volledige rehabilitatie met daarbij raffinagemogelijkheden voor diesel en benzine met een laag zwavelgehalte, zou een investering vergen van minimaal US$ 3 miljard. Bovendien heeft Aruba geen eigen olievelden noch een interessant afzetgebied, terwijl ook de noodzakelijke gasvoorziening voor lagere stookkosten een extra probleem vormt. Zodoende maakt Aruba feitelijk geen kans op dergelijke serieuze investeringen voor heropening. Zelfs de relatief bescheiden investering van US$ 1 miljard voor een weliswaar zeer beperkte upgrade ten behoeve van de Venezolaanse slijkolie, vormde al een onaantrekkelijke hindernis door de onvoorspelbare ontwikkeling van de Venezolaanse politiek en dus olie-industrie.

MEP: een verloren kans

Feitelijk verloor Aruba haar laatste kans voor een succesvolle upgrading in 2007/2008. De raffinaderij was toen in handen van Valero. Die was bereid ruim US$ 2 miljard te investeren om de raffinaderij concurrerend te maken. De toenmalige Arubaanse (MEP-)regering stelde echter absurde eisen, waaronder een BBO van 1% op de export. Voor Valero was dit onacceptabel: niet alleen was belasting op de export absurd in internationaal perspectief, maar ook betekende het percentage een dusdanige aanslag op de winstmarge (winsten vinden in de oliebranche met centen plaats wegens de grote hoeveelheden en intense concurrentie) dat doorgaan onder deze voorwaarden onacceptabel was. Het komt er dus op neer dat de toenmalige MEP-regering de bereidheid van Valero om de raffinaderij volledig te upgraden, om zeep hielp. Zoals bekend zag Valero vervolgens af van de voorgenomen investering. Het ging daarna snel bergafwaarts met het bedrijf tot het kort daarop definitief haar poorten sloot.

AVP: een wanhoopsdaad

De rest is bekend. De daaropvolgende AVP-regering trachtte de gesloten raffinaderij tijdens het dieptepunt van haar financiële crises wegens extravagante schulden te slijten aan een stel delinquenten aan de overkant van de Caribische zee. Vanzelfsprekend mislukte de uitvoering van die overeenkomst. Dat bracht met zich mee dat de ontwikkeling van Aruba en vooral San Nicolaas voor een groot aantal jaren geblokkeerd werd. Reden: de verplichting van de laatste beheerder om de raffinaderij op haar kosten af te breken en het terrein schoon te maken is overgegaan op Citgo-Aruba die zelf geen rooie cent heeft. Die kosten moeten nu dus worden afgewenteld op de Arubaanse belastingbetaler, die al overmatig belast wordt met de kosten van decennialang wanbeleid. Gezien de reeds precaire financiële situatie van Aruba is er vanzelfsprekend geen zicht op een spoedige oplossing voor deze situatie.

‘Blame game’

Intussen beschuldigt de AVP de MEP van het torpederen van de ‘wedergeboorte’ van de raffinaderij. De MEP wijt het fiasco onder meer aan de Amerikaanse sancties die Citgo en het moederbedrijf PDVSA troffen. Daarnaast zou het bedrijf nooit een licentie voor het renovatieproject hebben aangevraagd hetgeen de indruk wekt dat er geen werkelijke intentie was voor een upgrade van de raffinaderij. In werkelijkheid hebben Citgo/PDVSA ondanks herhaalde beloften nooit kunnen zorgen voor de benodigde financiering voor het ombouwen tot een ‘upgrader’ voor de zware Orinoco-olie. De activiteiten op het raffinageterrein hebben (ook niet tijdens het AVP-bewind!) nimmer het niveau van de inspectie vooraf overstegen. Zelfs de financiering voor de eenvoudige verblijven van het constructiepersoneel bleek een brug te ver. De sancties kwamen pas jaren later.

Gemiste kans

Voor Aruba is deze situatie rampzalig. De keus om door te gaan met Citgo was funest voor de verdere ontwikkelingsmogelijkheden van het immense terrein. Die had, na ontruiming en schoonmaak door Valero, goed gebruikt kunnen worden om een groot energiecomplex met zowel windmolens als een zonnepark op te zetten om in het grootste deel van de energiebehoefte van Aruba te voorzien. Tezamen met een beleid om de koop van elektrische auto’s en vrachtwagens aantrekkelijk te maken, had dit voor Aruba kunnen betekenen dat de grote behoefte aan stookolie voor WEB, benzine en diesel drastisch verminderd kon worden. Dit zou de ‘export’ van kostbare deviezen aanmerkelijk hebben verminderd en de Arubaanse betalingsbalans dus sterk hebben verbeterd. Daardoor zouden er uiteindelijk veel meer middelen beschikbaar komen voor de verdere ontwikkeling van Aruba. Die kans is Aruba ontnomen, in de eerste plaats door de grote incapaciteit van de Arubaanse politiek.

Realiteitszin

Inmiddels heeft Aruba de sleutels van de raffinaderij terug en heeft het Parlement de beëindigingsovereenkomst met Citgo goedgekeurd. Vanzelfsprekend in ruil voor het afzien van eventuele claims tegen Citgo, zoals de verplichting om de raffinaderij af te breken en de boel op te ruimen. Daartegenover stelt de regering dat er 25 nieuwe gegadigden in de rij staan om de raffinaderij over te nemen en al dan niet volledig te renoveren. Dat heeft geen enkele olie-expert durven voorspellen. Zeker, vanwege de verregaande vervallen staat van de raffinaderij, de huidige bijzonder lage olieprijs en de negatieve vooruitzichten voor een snel herstel van de wereldeconomie. Het is nu dus de vraag wie uiteindelijk over de meeste realiteitszin beschikt, die olie-experts of onze regering. Daarnaast doet deze overheidsintentie om deze sterk vervuilende industrie met de meest schadelijke effecten voor land, zee en lucht weer tot leven te brengen ongeloofwaardig aan in het licht van haar streven om ‘een nieuwe economie’ met meer aandacht voor de mens en zijn milieu te realiseren.