Aruba pretendeert met trots dat zij een democratische rechtsstaat is. Toch wordt een aantal basisprincipes van de rechtsstaat door de overheid zelf voortdurend met voeten getreden. Zo heeft de overheid er geen moeite mee om de wijze van uitvoering van regels afhankelijk te stellen van de relatie met de betrokkene. Benoemings- en promotiebeleid van overheidspersoneel zijn gebaseerd op de politieke voorkeur van kandidaten, hetgeen feitelijk een vorm van discriminatie is. Het vrijelijk uiten van een mening kan de betrokkene duur komen te staan. Voor een goed functionerende democratie is het essentieel dat de regering de bevolking goed informeert over haar werkzaamheden en daarbij voor transparantie zorgt. Ook dat blijkt een te zware opgave te zijn geweest voor de verschillende overheden.
De berichtgeving van de overheid naar de bevolking beperkt zich hoofdzakelijk tot propaganda. Slechts incidenteel vindt enige voorlichting plaats, bijvoorbeeld wanneer een of andere epidemie dreigt die ernstige gevolgen kan hebben voor het toerisme als belangrijkste inkomstenbron van Aruba. Daarnaast zijn er voor de bevolking nauwelijks betrouwbare bronnen beschikbaar om zich naar behoren te verdiepen in belangrijke zaken.
Een goed functionerende democratie is ook afhankelijk van het vermogen van burgers om de overheidsverrichtingen te volgen en hun stem (beargumenteerd) te kunnen laten horen. En ook daar schort het nodige aan. Op Aruba is het gemiddelde scholingspercentage relatief laag: slechts acht procent van de bevolking (inclusief het hoger buitenlands kader dataangetrokken is om de hogere posities te vervullen bij gebrek aan eigen kader) heeft HBO-onderwijs of hoger genoten. Er is nauwelijks tot geen leestraditie. In brede kring bestaat een grote aversie tegenover het politieke functioneren. Dit alles heeft tot gevolg dat het grootste deel van de bevolking zich nauwelijks adequaat laat informeren over bestuurlijke zaken. Deze groep bepaalt in kwantitatieve zin echter wél de verkiezingsuitslag. Het ligt voor de hand dat politieke partijen vooral deze groep met alle middelen trachten te paaien.Dat doet zij mede met aan haar gelieerde media die middels heel gekleurde berichtgeving misbruik maken van de onwetendheid van hun publiek.
De Arubaanse democratie kent daarmee een zeer rudimentair karakter. De betrokkenheid van de bevolking gaat niet verder dan eens per vier jaar de gang naar de stembus. De keuze van de meesten komt tot stand aan de hand van twee maanden public relations van de politieke partijen. Wie het luidst campagne voert, de mooiste beloften doet en de meeste mensen een overheidsbaan bezorgt, oogst een daarmee evenredig deel van de stemmen. Vervolgens worden de burgers weer jarenlang door de politiek noch bij de verdere besluitvorming betrokken, noch op hun verantwoordelijkheid aangesproken, bijvoorbeeld waar het de controle op bestuurlijk handelen betreft. Zo werd het de politiek relatief makkelijk gemaakt om decennialang ongestraft haar gang te gaan, met alle gevolgen van dien.
In de korte geschiedenis van het autonome Aruba is duidelijk geworden datveel bestuurders niet voor hun taak geschikt warenof het gemeenschapsbelang niet als eerste aandachtspunt hadden. Dit maakt het noodzakelijk dat de gemeenschap niet meer haar hoofd buigt voor, noch de verantwoordelijkheid voor het landsbeleid volledig overlaat aan politici. Onbekwaamheid en wanbeleidvan overheden en het onvermogen van politici om weerstand te bieden aan de druk van partijgenoten voor een lucratieve overheidsbaan of uitvoeringscontract hebben het imago en de financiële, economische en sociale situatie van Aruba danig uitgehold. De traditionele houding van burgersom een neutrale positie te handhaven om zodoende ´problemen te vermijden’ is uiteindelijk contraproductiefgebleken. Het is dan ook onvermijdelijk dat burgers op korte termijn hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun gemeenschap leren nemen en –op verantwoorde wijze- zelf veel meer invulling gaan geven aan hun ´vox populi´.