Volgens het rapport Koerten uit 1995 groeide vanaf het begin van de jaren ’90 binnen de internationale gemeenschap van criminaliteit bestrijdende instanties de overtuiging dat Aruba langzaam aan het afglijden was naar een situatie waarin de georganiseerde criminaliteit het er ook bestuurlijk voor het zeggen zou krijgen. Het aanzien van het eiland in het buitenland dreigde hierdoor onherstelbare schade op te lopen. Bovendien begonnen er zich ook signalen voor te doen die wezen op een ernstige afbreuk van de rechtsorde op het eiland. Dit bracht grote veiligheidsrisico’s met zich mee.
Zo hadden ministers goede connecties met dubieuze zakenlieden die bereid waren de verkiezingskas goed te spekken. Daar gebruikten ze onder andere uit drugshandel verkregen gelden voor. Ministers schroomden er ook niet voor om coördinatoren met een strafblad in dienst te nemen of dubieuze adviseurs als vertrouweling. Daarnaast trachtten meerdere minister (waaronder een minister-president) om dubieuze zakenlieden in bescherming te nemen of zelfs vrij te krijgen in geval zij opgesloten waren. Gaat het hierbij slechts om ‘verleden tijd’ en is de situatie na bijna 25 jaar sterk verbeterd?
Zolang de grotere partijen nog steeds weigeren inzage te geven in de oorsprong van de bakken geld die zij kwistig verspillen, is enige hoop op verbetering slechts ijdel. De pertinente weigering vanaf 1993 van politieke partijen om ondanks ondertekende beloften (Protocol 1993 en 2000) de Wet op Partijfinanciering in te voeren, is een duidelijk teken dat er een hoop te verbergen valt. Zij maken het de gemeenschap zo wel erg makkelijk te bedenken dat de mate van corruptie evenredig zou kunnen zijn aan de hoeveelheid verkregen geld. Niemand geeft immers zomaar zoveel geld weg. Dat wordt alleen gedaan indien de garantie bestaat dat het geld dubbel en dwars terugverdiend wordt. Dat kan makkelijk als tegenover de ‘schenking’ de belofte staat dat het bedrijf kan rekenen op een ‘speciale behandeling’ door de regering wanneer die partij daar deel van uit maakt.
Maar daarmee worden verkiezingen vaak wèl gewonnen. Het gaat er bij heel wat kiezers namelijk niet om welke partijen beter zijn voor het land, maar welke er zorgen voor de grootste spektakels. Wat dat kost en wie dat betaalt zal hen een zorg zijn. Het komt er zo vaak op neer dat ‘de democratie’ gekocht wordt door de partij met de dikste portemonnee. En die vult dat lang niet altijd bij het bonafide deel van de samenleving. Dat brengt ernstige gevolgen met zich mee voor Aruba.
Zo is het ‘politiek’ van belang dat een volledig achterhaald, complex en inefficiënt belastingsysteem wordt gehandhaafd omdat daarmee de uitgebreide mogelijkheden voor belastingontduiking door parijfinanciers intact worden gelaten. Dat Aruba daardoor Afl. 100 miljoen per jaar aan extra belasting misloopt, speelt in het partijpolitieke denken geen rol van betekenis. Bovendien wordt ervoor gezorgd dat financiers zonder al te grote inspanningen overheidsprojecten in de wacht kunnen slepen. Het nalaten van openbare aanbestedingen maakt het mogelijk dat er hogere prijzen kunnen worden bedongen terwijl de kwaliteit te wensen overlaat. En zo zijn er legio andere manieren om verstrekt campagnegeld terug te verdienen.
Binnen onze politieke cultuur heeft meestal de overheidspartij een voorsprong op de andere partijen. Die spreekt namelijk niet alleen de eigen partijorganisatie en –fondsen aan ten behoeve van de campagne. Niet zelden wordt ook gebruik gemaakt van overheidspersoneel en -middelen. Dat maakt de verkiezingen sowieso oneerlijk. De uitslag staat dan ook vaak bij voorbaat vast. Tenzij de regering(spartij) er zo’n ontzettend potje van heeft gemaakt dat zij, ondanks enorme geldinjecties, er niet in slaagt het vertrouwen te herwinnen van het kiezersvolk. Dan kan het zo maar eens gebeuren dat de ratio het wint van de emotie. Het is daardoor meestal om de 8 jaar steeds weer de vraag welk sentiment de overhand heeft.