Direct vanaf het begin van de Status Aparte zondigtelke regering jaarlijks tegen de Constitutie door de begroting maanden te laat in te dienen. Zelfs de begroting van 2014 die het beleid aan moest geven om de ernstigste financiële crisis in de geschiedenis van Aruba aan te pakken was ruim 9 maanden laat. Bovendien werd de constitutionele bepaling overtreden die stelt dat ook de Jaarrekening bijtijds moet worden ingediend (Staatsregeling van Aruba art. V.12). Hierbij ging het niet eens om te late indiening, maar om volledig uitblijven van enige indiening terwijl dit notabene voor het parlement het belangrijkste instrument is ter controle van het financieel overheidsbeleid. Onlangs werd voor de eerste keer in de geschiedenis van Aruba een verzameling Jaarrekeningen aan het Parlement aangeboden die niet inhoudelijk werd behandeld,mede omdat de verantwoordelijken reeds lang het veld geruimd hadden. Ofschoon alleen al op deze gebieden belangrijke constitutionele bepalingen jaarlijks werden overtreden protesteerde op één uitzondering na geen enkele politicus omdat het geen enkele partij uitkwam een kritische blik te werpen op hun geldverspilling.
Nu echter volgens de huidige (demissionaire?) minister van financiën Aruba’s premier “geen andere keus had dan akkoord te gaan (met de voorwaarden van Nederland –noot AH-), anders zou faillissement volgen voor Aruba” (Amigoe van 5 juli j.l.) lijkt het er op dat de meerderheidspartij een zwart schaap zoekt om de aandacht af te leiden van het hoofdprobleem. Met andere woorden, de zogenaamde constitutionele crisis is niet anders dan een rookgordijn om de financiële crisis aan het oog te onttrekken.
Deze aanval op de gouverneur is hoogst beschamend. Feitelijk heeft de gouverneur moed getoond met zijn actie die uiteindelijk gericht is op de bescherming van de belangen van de Arubaanse gemeenschap. Dat staat in schril contrastmet de praktijk van de twee grootste partijen die reeds vanaf 2001 bijna jaarlijks plechtig beloven zowel het begrotingstekort als de nationale schuld in te dammen. Desondanks groeiden beide gestadig door wegens financieel wanbeleid. De gouverneur had dus gegronde reden om te twijfelen aan de capaciteit van de lokale politiek om ‘s Lands financiën in goede banen te leiden. Daarin staat hij niet alleen.
Politici die het zogenaamde ‘inconstitutioneel handelen’ van de gouverneur aan de kaak stellen, doen er goed aan eerst na te gaan wat mogelijke redenen hiertoe waren. Daarbij zullen zij tot de ontdekking komen dat zij zelf de enige verantwoordelijken zijn. Zonder uitzondering hebben vooral politici van beide grote partijendecennialang een explosieve financiële situatie geschapen door de verspilling op grote schaal van enorme hoeveelheden geld maar ook, onder meer, door de benoeming van veel niet-productief personeel in het ambtenarenapparaat. Dit vormt nu een onhoudbare last voor ’s Lands financiën. Praktisch alle partijen die vertegenwoordigd zijn (geweest) in het parlement hebben zich hierover niet alleen stil gehouden, maar het beleid hiertoe gesteund. Daarom moeten zij de gouverneur dankbaar zijn dat hij wèl de verantwoordelijkheid heeft genomen waar zij zich decennialang aan onttrokken hebben.