Volgens voorzitter Armand Hessels van Stichting Deugdelijk Bestuur Aruba (SDBA) is Aruba momenteel het enige land in het Koninkrijk dat de Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP) niet heeft ingevoerd. Dat maakt het mogelijk dat de partijen miljoenen verslindende campagnes voeren in de verkiezingstijd zonder dat duidelijk is waar het geld daarvoor vandaan komt en welke verplichtingen de politieke partijen aan financierders hiermee op zich genomen hebben. Hoewel de twee grote rivalen AVP en MEP afwisselend (wanneer ze in de oppositie zitten) de schijn wekken voor invoering van de wet te zijn, doen ze al het mogelijke om behandeling van de wet te voorkomen zodra ze regeringsverantwoordelijkheid dragen. Volgens SDBA is dit voldoende reden om de financiering van de politieke partijen aan een grondig onderzoek te onderwerpen.

De bedoeling van de WFPP is vooral om transparantie te verkrijgen in de geldstromen van de partijen, met name in verkiezingstijd. Het ‘geven’ van grote campagnebijdragen door ondernemers is nooit zonder verplichting. Zij verwachten een tegenprestatie zodra de partij die mede dank zij hun bijdrage de verkiezingen gewonnen hebben, regeringsverantwoordelijkheid draagt. Die tegenprestatie bestaat uit het toekennen van terreinen op commercieel belangrijke plaatsen, een bevoorrechte behandeling bij het verlenen van projecten, een omzeiling van de verplichting tot openbare aanbesteding, enz. Voor het Land Aruba is dit (bijna) nooit voordelig. De prijs voor het te leveren project valt altijd hoger uit terwijl de kwaliteit lang niet altijd daarmee in verhouding staat. Zo betaalt de gemeenschap feitelijk het verkregen campagnegeld dubbel en dwars terug aan de investeerder.

Maar het kan ook gaan om het witwassen van drugsgeld of geld verkregen uit corruptie, waarna diensten moeten worden verleend aan criminelen die schade berokkenen aan deze en/of andere gemeenschappen. Zolang er geen duidelijke wettelijke regels bestaan voor het geven en ontvangen van geld aan en door politieke partijen en politici, hoeven deze geen inzage te geven in hun boekhouding en blijft het gissen aan wie de politieke partijen diensten verschuldigd zijn. Als zodanig kan de WFPP door politieke partijen ook gebruikt worden als bescherming tegen zichzelf.

Volgens SDBA beseffen de Arubaanse politieke partijen terdege dat ze fout bezig zijn. Daarom hebben zij en individuele politici stichtingen opgezet die de geldstromen voor hen verzorgen. Die stichtingen hoeven volgens de bepalingen van het huidige Burgerlijk Wetboek geen publieke verantwoording over hun financiën af te leggen. Dat is volgens SDBA mogelijk ook de reden dat de legalisering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek die dit wel mogelijk maakt, ook niet aan de orde komt.

De onwil van AVP en MEP om de WFPP daadwerkelijk in te voeren blijkt uit de lange geschiedenis van het ‘voortraject’. Reeds in 1993 kwamen Nederland en Aruba in een Protocol in artikel 6 overeen dat “in het kader van de openbaarheid van bestuur ook ten aanzien van de financieringsbronnen van politieke partijen openheid dient te worden nagestreefd”. Volgens het Protocol, dat ondertekend werd door toenmalig premier en MEP-leider dhr. Nel Oduber en dhr. Henny Eman (indertijd oppositieleider en voorman van de AVP) zou deze afspraak zelfs in het Statuut worden vastgelegd overeenkomstig de in artikel 43 genoemde waarden. Geen van beide politieke leiders heeft daarna enige moeite gedaan om de gemaakte afspraken met Nederland na te komen.

De eerstvolgende keer dat dit thema weer werd benoemd was in het rapport Calidad (1997), dat onder leiding van AVP-coryfee Mito Croes werd opgesteld. De werkgroep ‘Deugdelijkheid van bestuur’ vond dit punt zo belangrijk dat het als tweede (van de 20 aanbevelingen) werd benoemd in het rapport. De toenmalige AVP-regering beloofde vervolgens plechtig in een nieuw Protocol (2000) dat het alle aanbevelingen van rapport Calidad binnen 1 jaar integraal zou uitvoeren. Ook nu hield de AVP zich niet aan deze afspraak.

Pas in 2004 werd dit thema weer onder de aandacht gebracht door premier Oduber van de MEP. In zijn brief van 22 oktober 2004 vroeg hij de politieke partijen die vertegenwoordigd waren in de Staten “of er voldoende draagkracht was voor een regeling van de financiering en subsidiering van politieke partijen”. In de intensieve briefwisseling die daarop volgde, tekende de AVP aan “dat er van haar kant geen bezwaar was tegen de regeling” (brief d.d. 30 november 2004). Wel was er de nodige irritatie van dhr. Eman vanwege de gevolgde “vertragingstactiek” door premier Oduber en stelde hij met nadruk “dat zijn partij er voorstander van was het bedoelde proces op zeer korte termijn verder in gang te zetten, opdat een en ander nog voor de volgende verkiezingen afgerond kan zijn” (brief d.d. 1 februari 2005). Premier Oduber speelde de bal terug door aan te geven “dat er in de Staten niet voldoende draagkracht voor dit gevoelig onderwerp aanwezig is” en dat “het de vorige (AVP-)regering was die bij nota van wijziging de financiering van politieke partijen uit het oorspronkelijk ontwerp heeft gehaald” (brief d.d. 28 januari 2005).

Daarna volgde een hele rits brieven om uiteindelijk alle benodigde documenten (inclusief het advies van de Raad van Advies) te verkrijgen. Pas in april 2007 slaagde dhr. Rudy Lampe van de RED er in het thema weer op de agenda te krijgen en zodoende een eind te maken “aan de verwarring” hieromtrent. Maanden later was het parlement zover dat het een motie van dezelfde heer Lampe met het “verzoek aan de regering om zo spoedig mogelijk over te gaan tot de uitvoering van het proces voor de totstandkoming Ontwerplandsverordening-Financiering en subsidiering politieke partijen” unaniem aannam (december 2007). Deze motie werd ‘doorgeleid naar de (MEP-)regering’ maar daar werd vervolgens niets mee gedaan.

In juni 2011 bracht premier Eman dit thema wederom onder de aandacht van het parlement met het verzoek “het concept te behandelen, om daarna te kunnen beoordelen of en in hoeverre daarin wijzigingen c.q. aanpassingen dienen te worden aangebracht”. Op 6 juli 2011 berichtte de toenmalige statenvoorzitter de premier dat het ontwerp de Staten nooit had bereikt. Blijkbaar heeft díe brief de premier nooit bereikt en is hij zijn haast van 11 jaar daarvoor vergeten, want tot de dag van vandaag is de WFPP niet behandeld in de Staten terwijl de MEP zich nu ineens wel hardmaakt voor de invoering van de wet.

Het ziet er dus naar uit dat Aruba de verkiezingen van september 2017 wederom ingaat zonder dat er enige beperking wordt gesteld aan ‘giften’ voor politieke partijen. Zodoende zal volgens SDBA de dubieuze gang van zaken rond de uitgifte van terreinen, vergunningen en andere privileges de komende jaren onveranderd en ongestraft doorgang vinden. Met de concrete obstructie door de twee grote politieke partijen gedurende ruim 23 jaar om de WFPP in te voeren laden zij een zware verdenking op zich dat zij het moeten hebben van corruptie om regeringsmacht op Aruba te verkrijgen en te behouden.