Medio januari jongsleden kondigde de Onderwijsminister het General Education Degree(GED)-programma aan. Dit programma zou mensen die binnen het reguliere onderwijs geen succes konden boeken toch toegang bieden tot hoger, inclusief wetenschappelijk, onderwijs. Daarvoor hoeven studenten met een MAVO-, HAVO, EPI- en zelfs EPB-diploma op zak zich gedurende amper zes maanden slechts te bekwamen in vier vakken: Geschiedenis, Algemene Wetenschappen, Engels en Wiskunde. Voor het struikelvak Wiskunde is een eenvoudige oplossing bedacht die het onmogelijk maakt dat leerlingen falen: aangeleerde (maar moeilijk te onthouden) formules mogen bij de toets gehouden worden. Mooier kan niet. Daarom subsidieert de Onderwijsminister elke student met omstreeks Afl. 2.275,-. Zij verwacht aan totale kosten ruim Afl. 250.000,- kwijt te zijn. Dit doet de minister voor “al die studenten die geen middelbare schooldiploma kunnen behalen omdat ze binnen het reguliere onderwijssysteem geen andere mogelijkheid hebben”. Volgens haar hebben ook deze leerlingen het recht op een andere optie om toch door te kunnen studeren.

Voor wie niet beter weet klinkt het natuurlijk mooi dat de regering een nieuwe optie aanbiedt om door te studeren. De te leveren inspanning gedurende 6 maanden voor slechts 4 vakken levert volgens de gegeven informatie een certificaat op, geschikt voor verdere studie. De vraag is echter: hoe reëel is dit en vormt dit niet een nieuw risico om leerlingen met te weinig ‘bagage’ in een uitzichtloos avontuur te storten met de nodige financiële gevolgen voor studenten en Aruba?

Al jaren vindt er een strijd plaats om verschillende redenen tussen Colegio Arubano en de Onderwijsminister. Een van de strijdpunten vormden de overgangsnormen. Die waren heel lang heel laag. Daardoor konden leerlingen vaak ‘probleemloos’ doorstromen tot aan het examenjaar. Daar werden ze echter met ‘Nederlandse examens(normen)’ geconfronteerd. Dat hoefde geen probleem op te leveren, want onze scholen, en dus ook de examens en daarmee de diploma’s, waren gelijkwaardig. Niet dus. Terwijl in Nederland de gemiddelde slagingspercentages voor de Havo omstreeks 85% bedragen en voor de Vwo zo’n 90%, blijven die in Aruba meestal steken op respectievelijk maximaal 60 en 70%. Van de geslaagden die met hoge verwachtingen naar Nederland afreisden, haalde tot voor kort nog geen 25% een diploma voor een voortgezette studie. Meestal wordt de gebrekkige beheersing van het Nederlands als zondebok aangewezen. Maar, zoals een voormalige Colegio-Vwo-leerling met een juristendiploma uit Nederland op zak mij eens toevertrouwde: “Toen ik daar kwam, bleek mijn Nederlands, waar ik op Colegio een 8 voor haalde, zo slecht, dat iedereen Engels met mij begon te praten. Bovendien voelde ik mij dom, dom, dom: mijn algemene ontwikkeling liet erg te wensen over vergeleken met wat daar onder mijn medestudenten normaal was”.

Op grond van een uitgebreid statistisch onderzoek door Colegio Arubano is vastgesteld welke overgangsnormen leerlingen de meeste kansen bieden om de hele schoolperiode, inclusief eindexamen binnen een redelijke tijd succesvol te doorlopen. De bedoeling was ook om te voorkomen dat leerlingen een valse spiegel werd voorgehouden waardoor ze na jaren de school zonder diploma moesten verlaten. Voor de Landskas kon dit een behoorlijke besparing opleveren. De minister heeft de normen echter grotendeels teruggedraaid zonder enig (eigen) onderzoek. Daarmee worden meer leerlingen wederom het bos ingestuurd. In dit licht is het de vraag op grond van welk onderzoek de Onderwijsminister van mening is dat meer leerlingen nu middels een certificaat die in een paar maanden behaald wordt, “meer opties krijgen om door te studeren”.

Mogelijk zou het geld dat zij aan de International School wil besteden beter gebruikt kunnen worden om uit te zoeken hoe het komt dat zoveel leerlingen binnen ons huidig onderwijssysteem vroegtijdig uitvallen en geen diploma halen. Of om uit te zoeken of wij de kinderen niet van de wal in de sloot helpen door hen voortdurend in het Papiaments aan te spreken, maar hen vervolgens in het diepe te gooien door ze zonder (voldoende) begeleiding Nederlandse tekstboeken te laten lezen en te toetsen in het Nederlands. Of om na te gaan of wij niet beter in een vroegere fase op de Lagere school zowel het Nederlands als Engels als vreemde taal systematisch aan zouden moeten bieden. Of om inzicht te krijgen of de uitgangssituatie waarin leerlingen op school komen, wel voldoende is om de hele schoolcarrière met succes te doorlopen. Of om eventueel al dan niet gedeeltelijk over te stappen op digitale onderwijsmethodieken die de laatste jaren steeds meer worden verfijnd.

Zoals de minister terecht stelt: er is niet alleen sprake van investeringskosten, maar ook van operationele kosten. Zolang echter de vele structurele problemen, die vanuit de ‘operationele kostenpost’ betaald moeten worden niet worden aangepakt bij gebrek aan middelen, is het natuurlijk onverkoopbaar dat er aan een nieuw avontuur wordt begonnen terwijl de vele tekortkomingen in het onderwijs worden gelaten zoals ze zijn. Daarmee zal alleen de groep leerlingen die in aanmerking komt voor het GED-programma (met onbekende vooruitzichten!) met de jaren groter worden.