Omstreeks 25 jaar geleden was ik –met anderen- intensief bezig met de opzet van het project ‘Fietspaden in Aruba’. Daartoe werd onder meer de stichting FACABI (Fundacion Arubano Caminda pa Bicicleta) in het leven geroepen. Deze slaagde erin de medewerking te verkrijgen van DOW voor het technisch ontwerp van de fietspaden. Ook kreeg zij van verschillende kanten financiële medewerking toegezegd. Toch staakte ik van de ene op de andere dag met mijn inspanningen ten behoeve van het project. Dit had twee redenen.

Politieke patronage

Vanwege de hoge investering die hiervoor nodig was polste ik de bereidheid van Nederland voor medefinanciering. De toenmalige vertegenwoordiger van Nederland stelde dat het project uitstekend was voor Aruba. Dat het tevens een relatief goedkoop project was en dat Aruba dit project daarom makkelijk zelf zou kunnen en moeten financieren. Door het fietspadproject mede te financieren zou Nederland de verantwoordelijkheid van Aruba overnemen. Aruba zou intussen ongestoord door kunnen gaan met haar financieel wanbeleid, onder meer door politieke benoemingen. Daar wilde Nederland niet aan meewerken.

Smeergeld

In diezelfde periode had ik een gesprek met een hoge Arubaanse overheidsfunctionaris. Deze informeerde naar de ontwikkelingen ter realisering van het project. Nadat ik de laatste technische en financiële stand van zaken had gegeven, vroeg hij “of wij rekening hielden met geld voor de minister”. Op mijn verzoek om een nadere verklaring stelde hij dat “de minister zijn handtekening voor het project pas zou zetten als hij daar geld voor kreeg”. Op mijn opmerking dat het hier ging om een project dat goed was voor de hele gemeenschap en dat ik daar zelf geen financieel belang bij had, was het antwoord dat dit geen prioriteit was bij de overweging om een handtekening te plaatsen. Voor mij betekende dit voorlopig het einde van mijn werkzaamheden aan het project. Ik was onder geen beding bereid bij te dragen aan de zelfverrijking van een minister. Het had ook geen zin de man aan te klagen, aangezien het ging om mijn woord tegen dat van een hoge functionaris. De minister zelf bleef immers buiten schot. Die had het ook veel te druk met het tekenen van vergunningen die onder zijn verantwoordelijkheid vielen.

Dubieus

Maar dat was niet alles. De betrokkene was de eerste Arubaanse minister die een ‘aanwijzing’ (KB) vanuit Nederland kreeg aangemeten wegens zijn dubieuze handelingen als minister van Justitie. Niet voor niets besteedt het rapport Koerten van de Arubaanse Veiligheidsdienst (AVD) indertijd de nodige aandacht aan hem. Wegens het grote onderlinge wantrouwen dat er bestond tussen de betrokken minister en de AVD, zag deze laatste zich zelfs genoodzaakt al haar documenten onder militair beheer op Curaçao te plaatsen.

Lichtend voorbeeld?

Binnen de politiek geldt hij echter blijkbaar als lichtend voorbeeld. Daarom is besloten hem te eren door zijn naam aan een belangrijke boulevard te verbinden. Voor velen, die beter weten, is dit een keiharde klap in hun gezicht en het zoveelste blijk van politieke arrogantie. Die gaat er blijkbaar nog steeds van uit dat de hele gemeenschap zich door haar kritiekloos een loer laat draaien. Het nieuwe kabinet, dat deugdelijk bestuur en integriteit als belangrijkste speerpunten van haar beleid heeft

gesteld, kan dan ook het streven van het vorig kabinet voor de naamgeving van de boulevard, onder geen enkele voorwaarde honoreren.

Beleid

Inmiddels begrijpen steeds meer burgers dat ‘de politiek’ Aruba door de decennia heen ernstig heeft verkwanseld. Uitsluitend hierdoor bevinden we ons momenteel in een nogal hopeloze financiële situatie. Daar zitten niet alleen wij, maar ook onze nazaten mee opgezadeld. Het mag dan ook niet (meer) gebeuren dat wij politici, die hier op de een of andere wijze een aandeel aan hebben geleverd, eren met straatnamen, laat staan met zo’n belangrijke boulevard.

Voorstel

Vandaar mijn voorstel om geen namen van politici meer te verbinden aan (belangrijke) publieke wegen, gebouwen en pleinen. Tenzij onomstotelijk en onomstreden vaststaat dat die persoon werkelijk een uitzonderlijk positieve rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van Aruba. De onderhavige boulevard zou dan bijvoorbeeld gedoopt kunnen worden in BonBini Boulevard. Dit als uiting van onze gastvrijheid aan diegenen die net geland zijn en werkelijk een belangrijk aandeel leveren aan onze economie.

Vanzelfsprekend ben ik niet te beroerd om, bij intensief aandringen van ‘de politiek’, haar toch een eerbetoon toe te kennen. Vandaar mijn tweede voorstel om een standbeeld op te richten dat duidelijk weergeeft wat 30 jaar politiek na Status Aparte ons heeft gebracht: een berooid Aruba!