Volgens de theorie bepaalt de meerderheid in democratische gemeenschappen de gang van zaken. Men gaat er blijkbaar van uit dat de meerderheid altijd gelijk heeft. Daarmee stelt men automatisch kwantiteit boven kwaliteit. Er zijn echter voorbeelden te over in de geschiedenis van democratische landen waaruit blijkt dat de meerderheid van de kiezers het bij het verkeerde eind had. Volgens dezelfde theorie doen kiezers een weloverwogen keus in het belang van de gemeenschap. In de praktijk blijkt echter dat het stemgedrag van burgers voor een belangrijk deel wordt bepaald door eigenbelang. Er wordt gestemd op of gesponsered aan partijen waarvan men verwacht dat die hen het meest bevoordelen. Vanzelfsprekend spelen morele of rechtvaardigheidsoverwegingen daarbij en bij andere keuzemomenten veelal geen enkele rol.

Voor veel kiezers is financiële vooruitgang de belangrijkste vorm van eigenbelang. De verbetering van inkomen en pensioen door een te bemachtigen baan bij de overheid, het verkrijgen van een terrein, extra verdiensten bij een zekere toekenning van projecten of andere privileges zijn daartoe veel gebruikte instrumenten. De extra kosten die dit voor de nieuwe regering met zich meebrengt, worden omgeslagen over de hele bevolking. Iedereen, ook de minderheid die tegen de nieuwe regering was, betaalt voor de voordelen die (een deel van) de –nieuwe- meerderheid zich toe-eigent. Het komt er zo in de praktijk op neer dat de lusten door anderen worden betaald en de lasten op anderen worden verhaald. De verhoging van de welvaart van het groepje profiteurs gaat daarmee direct ten koste van de welvaart van de meerderheid van het volk dat steeds weer minder te besteden heeft.

Zo is ook in Aruba het ambtenarenlegioen hierdoor na enige decennia misbruik uitgedijd tot een onhoudbare omvang. Hoewel het onbetaalbaar is, blijkt een directe aanpak voor een oplossing op korte termijn moeilijk: ambtenaren voeren zelf het systeem uit en kunnen er zodoende voor zorgen dat zij ‘onmisbaar’ zijn. Politici die voor hun verblijf aan de macht grotendeels afhankelijk zijn van de steun van diezelfde ambtenaren branden hun vingers liever niet. Het uitblijven van broodnodige inkrimping van het ambtenarenapparaat wordt daarom steeds goedgepraat met verwijzingen naar de sociale gevolgen voor de betrokkenen en de gemeenschap. Er wordt daarmee een beroep gedaan op de emoties van de bevolking die voor het grootste deel toch al veel minder verdient dan de betrokken ambtenaren.

Zoals eerder gesteld is het gelijk van ‘de meerderheid’ van de kiezers’ lang niet altijd gebaseerd op morele overwegingen en rationaliteit. Niet alleen tijdens verkiezingscampagnes, maar ook tijdens de daaropvolgende regeringsperiode laat de politiek het daarom na gebruik te maken van de ratio van ‘het volk’ door handig in te spelen op de emoties van haar publiek. Feitelijk gaat de politiek er van uit dat de bevolking onvoldoende kennis heeft om over allerlei ‘complexe’ zaken mee te denken en te beslissen. De benodigde kennis en intelligentie die zij de kiezers steeds toedicht voor de juiste partijpolitieke keus, gaat blijkbaar niet ver genoeg om ook voor ’s lands beleid van enige waarde te zijn. Als gevolg daarvan gaat de politiek er van uit dat de ontvangen meerderheid van de stemmen een blanco volmacht betekent voor verder handelen. Daarmee legitimeert zij haar traditie om een groot deel van haar handelen volledig buiten het gezichtsveld te houden van het volk. Uiteindelijk is het maar een heel klein groepje dat volledige kennis van zaken heeft en daarmee volledige macht en handelingsvrijheid om uit te voeren wat zij goeddunkt. Het lijkt er zodoende sterk op dat werken voor het algemeen belang door een ‘regering van de meerderheid’ een werken aan eigenbelang is geworden door het handelen van een kleine minderheid.

Toch is het grote gebrek aan rationaliteit bij de keuze door kiezers niet eens het grootste probleem in de democratische realiteit. De complexiteit van vooral de nationale economie en financiën is tegenwoordig van dien aard dat slechts weinigen de implicaties van overheidshandelen op die gebieden volledig doorgronden. Politici beschikken niet alleen over de benodigde informatie, maar ook over voldoende know-how (via eigen overheidsinstanties) om de werkelijke gevolgen van hun daden te overzien. Het getuigt dan ook van weinig moraliteit indien zij een beleid volgen dat uiteindelijk de welvaart in de vorm van verlaagde koopkracht van de meerderheid van de bevolking in ernstige zin aantast. Immers, zij maken misbruik van de onwetendheid van het grote publiek door die een werkelijkheid voor te spiegelen die zij niet kunnen waarmaken. Die leugen en de gevolgen daarvan komen in de meeste gevallen echter pas uit nadat de betrokken politici het veld allang hebben geruimd.

Het gebrek aan moraliteit bij politici en volledige onwetendheid gekoppeld aan de hoge prioriteit voor het eigenbelang bij kiezers levert vooral voor jonge en onervaren democratieën de grootste problemen op. De gevolgen hiervan voor de meerderheid van de bevolking ten gunste van een kleine minderheid zijn veel ernstiger dan doet vermoeden.