De landsbegroting bestaat uit de begrotingen van alle departementen samen en is een schatting van de uitgaven die nodig worden geacht voor het realiseren van overheidsplannen en -voorzieningen in een toekomstig tijdvak (meestal van één jaar) en van de inkomsten die worden verwacht om die uitgaven te dekken. Met de goedkeuring van de begroting als wet machtigt het parlement de regering om uitgaven te doen voor speciaal aangewezen doeleinden in een bepaalde periode met de financiële middelen die worden voorzien. In Aruba loopt het begrotingsjaar van 1 januari tot en met 31 december. Daarom moet de begroting wettelijk vóór 1 september worden ingediend zodat het uiterlijk in december vóór het begrotingsjaar door het Parlement kan worden goedgekeurd.

Suppletoire begroting

Blijkt in de loop van het jaar dat er meer of minder geld nodig is dan het vastgestelde bedrag dan wordt de begroting gewijzigd met een zogenaamde suppletoire begrotingswet. Deze moet eveneens vóór de verwachte uitgaven door het Parlement worden vastgesteld, bijv. 6 maanden vóór het eind van het jaar. Maar in de Arubaanse praktijk vond dit meestal aan het eind van het jaar plaats. Het Parlement werd hierdoor achteraf voor voldongen feiten (=reeds gedane uitgaven) gesteld. Daarbij ging het lang niet altijd om ‘kleine aanpassingen’: ‘correcties’ van honderden miljoenen florin bleken weleens nodig!

Memorie van Toelichting

De weergegeven cijfers moeten alle voorzien zijn van een verklaring in de ‘Memorie van Toelichting’ die het waarom en hoe aangeeft. Vanaf het begin van de Status Aparte bleek dit problematisch. Praktisch alle rapportages van de Raad van Advies (RvA) stellen dit aan de kaak, terwijl ook het CAft dit voortdurend benoemt. Er kan zo bijvoorbeeld niet worden opgemaakt welk beleid aan de cijfers ten grondslag ligt. Dat maakt het ook moeilijk na te gaan welke argumenten de basis vormen voor aannames van inkomsten/uitgaven. Niet voor niets benoemden de RvA en de CAft praktisch elke begroting die hen werd voorgelegd daarom als irrealistisch. Dat bleek praktisch altijd terecht. Het toppunt daarvan was wel in 2012, toen een economische groei werd voorgespiegeld van 8,2% terwijl er juist sprake was van een krimp van -1,7%.

Verdere tekortkomingen en bezwaren

Regelmatig benoemde kwalificaties van begrotingen door de RvA als wettelijk aangewezen instantie om conceptbegrotingen te beoordelen variëren van: “samenraapsel van onderdelen; grotendeels kopie van vorige begroting; onsamenhangend; visieloos; zeer onvolledig; te veel onzekerheden; geen toets mogelijk; veel kostenoverschrijdingen (met terugwerkende kracht goedgekeurd!); kwaliteit en realiteitszin onder de maat; irrealistische financiële kaders; belangrijke wettelijke overtredingen; aantasting budgetrecht; staatsrechtelijke bezwaren; voldoet niet aan eisen van deugdelijk bestuur; onttrekken van fondsen aan de controle van het parlement; onvoldoende daadkracht om kosten binnen de perken te houden (tekorten kwamen weleens 60% hoger uit dan ‘geraamd’); enz.” Dit werd onlangs onderstreept door een speciaal daartoe uitgevoerd onderzoek door het IMF. Die stelde onder meer in haar rapport van januari 2021 dat de huidige wijze waarop de begroting tot stand komt te gefragmenteerd en gedecentraliseerd is. De overheid moet daarentegen haar aandacht veel meer richten op duidelijke doelstellingen en prioriteiten voor de middellange termijn.

Evenwicht

De grootste zonde van opeenvolgende regeringen was echter wel om een van de belangrijkste principes van begrotingen, namelijk een evenwicht tussen inkomsten en uitgaven structureel niet na te leven. Dat bleek een vrijwel onmogelijke opgave: in de afgelopen 35 jaar is het slechts drie keer voorgekomen dat de inkomsten alle uitgaven dekten. Elke keer uitsluitend wegens ‘incidentele inkomsten’: in 2001 door de introductie van een nieuwe rekenrente. Daarmee werd de miljoenenschuld van de overheid aan het pensioenfonds van ambtenaren (APFA) omgetoverd in een miljoenenvordering (Ticonomics). In 2003 bracht de verzelfstandiging van de Setar bijna Afl. 250 miljoen op hetgeen een begrotingsoverschot creëerde van Afl 65 miljoen. En in 2008 boog de verkoop van Plant Hotel ad Afl. 200 miljoen het voorziene begrotingstekort om in een surplus van Afl. 50 miljoen. De structurele begrotingstekorten tot zelfs meer dan Afl. 400 miljoen (2012 en 2014) leidden echter tot onhoudbare schulden en torenhoge rentebetalingen die jaarlijks opliepen. In 2021 zelfs tot Afl 258 miljoen.

Conclusie & Vraag

Vanaf 2000 is het de regerende partijen slechts vijf keer gelukt de begroting binnen de wettelijk vastgestelde termijn in te dienen. Meestal was de begroting 2 tot 8 maanden te laat terwijl het record staat op 10 maanden (2014). Dit jaar (2021) gaat het om ‘slechts’ 7 maanden. Daarnaast ontbrak/ontbreekt meestal essentiële toelichting. Bovendien wordt er praktisch jaarlijks gezondigd tegen het belangrijke uitgangspunt van evenwicht. Daarbovenop wekt de traditie van ‘irrealistische begrotingen’ sterk de indruk van bewuste misleiding van de gemeenschap.  Dit structureel zondigen tegen deze (wettelijke) principes maakt de traditionele partijen ongeschikt voor deze taak. De grote vraag is dan ook hoe het komt dat na meer dan 30 jaar zij nog steeds niet in staat zijn te voldoen aan de belangrijkste elementaire regels van goed boekhouden?