Het Statuut bepaalt: het Nederlanderschap (als één en ondeelbare nationaliteit in het Koninkrijk), de buitenlandse betrekkingen en de defensie zijn aangelegenheden van het Koninkrijk. Verder is men bestuurlijk autonoom en de landen koesteren die autonomie.

Het Statuut stelt verder in artikel 43 dat de autonome landen zelf zorg dragen voor ‘de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur’. Sinds de totstandkoming van het Statuut is dit dus een eerste, eigen verantwoordelijkheid voor de autonome Landen geworden. Het Statuut zegt eveneens in artikel 43 dat ‘het waarborgen van deze rechten, vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur aangelegenheid is van het Koninkrijk’. Dat betekent dus dat het Koninkrijk maatregelen kan treffen, indien de autonome Landen zelf hier onvoldoende zorg voor dragen. Het Statuut kent dus de volgende kernbegrippen:

1. fundamentele menselijke rechten en vrijheden;

2. rechtszekerheid en

3. deugdelijkheid van bestuur.

Deze begrippen en de bijbehorende spelregels zijn echter in Koninkrijkskader niet nader uitgewerkt. Een ieder kan dus hieraan zijn eigen uitleg en invulling geven. Evenmin is de naleving van, noch het toezicht op die kernbegrippen geregeld, behalve dan uiteindelijk ingrijpen door het Koninkrijk. Toch kan wel worden bedacht wat onder deze kernbegrippen moet worden verstaan.

De inwoners van het Koninkrijk, bezitters van de Nederlandse nationaliteit, hebben er recht op dat hun regering – ongeacht wie er aan de macht is – toeziet op bescherming en bevordering van mensenrechten en naleving van bepaalde minimum standaarden. Deze gezamenlijke waarden vormen de grondslag van het Koninkrijk, en moeten overal binnen het Koninkrijk gelden.

Als we de waarden van het Koninkrijk nader invullen en afspraken maken, waarbij de kernbegrippen uit artikel 43 van het Statuut als uitgangspunt gelden (welke we ook in onze Grondwet – en in de Staatsregelingen van de Caribische landen – kunnen terugvinden), kan aan het onderstaande worden gedacht. Daarbij dienen de Nederlandse Grondwet, Caribische Staatsregelingen, internationale verdragen, Handvesten van internationale organisaties als bronnen van inspiratie. We beperken ons hierbij tot het speciale aandachtspunt van Stichting Deugdelijk Bestuur Aruba, namelijk het kernbegrip ‘deugdelijkheid van bestuur’.

Nauw verbonden met rechtszekerheid is deugdelijkheid van bestuur. Burgers moeten van de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en integriteit van bestuur uit kunnen gaan. Het bestuur moet op een integere en verantwoorde wijze omgaan met de menselijke en natuurlijke hulpbronnen en de overheid moet een structureel houdbaar financieel beleid voeren. De democratische ordening van de landen van het Koninkrijk moet verzekerd blijven. Ook kan gedacht worden aan: het recht voor iedereen om deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden; stemmen; verkozen worden en toegelaten worden tot overheidsdiensten.

Ook een anti-corruptiebeleid is essentieel voor de deugdelijkheid van het bestuur. Denk hierbij aan maatregelen om corruptie te voorkomen en te bestrijden. Hierbij hoort ook het bevorderen van integriteit, eerlijkheid, het afleggen van verantwoording en goed bestuur. Dat geldt voor iedereen die een rol speelt bij het openbare bestuur van de landen, zowel ambtenaren, bestuurders als politici. Hiermee hangt samen: een gedragscode voor overheidsfunctionarissen; regels over overheidsopdrachten en beheer van overheidsfinanciën; maatregelen ter voorkoming van witwassen; strafbaarstelling van omkoping van overheidsfunctionarissen; strafbaarstelling van verduistering; onrechtmatig gebruik of ander misbruik van goederen door een overheidsfunctionaris; regels ter voorkoming van ongeoorloofde beïnvloeding, misbruik van functie en ongeoorloofde verrijking.

In dit verband is het opvallend dat van alle verdragen die voor het hele Koninkrijk gelden, het volgende verdrag niet geldt voor de Caribische Koninkrijkslanden: verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (UNCAC). Het zou goed zijn als ook dit verdrag voor alle Koninkrijkslanden zou gelden, aangezien dit internationaal als zeer fundamenteel worden beschouwd.

Koninkrijksinstituut

Binnen het Koninkrijk ontbreekt een onafhankelijk mechanisme dat toeziet op uitvoering en naleving. Er vindt maar een beperkte onderlinge controle plaats; de autonome landen nemen elkaar maar beperkt de maat. Het ligt dan ook voor de hand dat een gezamenlijk en onafhankelijk Koninkrijksmechanisme in het leven wordt geroepen, met deelname van alle vier de landen, dat de naleving van de minimumstandaarden en andere afspraken controleert. Dit mechanisme kan ook de aanbevelingen monitoren die voortvloeien uit (mensenrechten) rapportages die binnen de Verenigde Naties verplicht zijn.

Dit Koninkrijksinstituut moet worden bijgestaan door een Koninkrijkssecretariaat dat behulpzaam kan zijn bij het identificeren van samenwerkingsmechanismen. Mogelijk kan dit idee breder worden uitgewerkt, zodat niet alleen een secretariaat, maar ook een Koninkrijksmediator en/of een geschillenbeslechtingsmechanisme wordt opgericht.