Wat zijn namelijk de belangrijkste beleidsvoornemens? Allereerst een onderzoek naar de werkelijke (financiële) stand van zaken. Doordat transparantie ver te zoeken was tijdens de afgelopen regeerperiode, is een 0-meting onvermijdelijk. Hoe staan we er werkelijk voor? Nu de PPP-projecten binnenkort afgelost moeten worden, is de vraag welke impact dat zal hebben op de reeds precaire begroting, de totale schuldenlast en dus de te betalen rente. Wat zijn op grond daarvan onze opties en… komen we er zo wel aan toe iets van de mooie plannen die in het regeerakkoord staan daadwerkelijk te realiseren?
Maar dat is bij lange na niet het enige. De (politieke) benoeming van (vaak teveel en onbekwaam) personeel in overheidsdepartementen en de verwaarlozing van het financieel beheer hebben noodzakelijke ontwikkelingen in de weg gestaan. Binnen departementen zal niet alleen hard gewerkt moeten worden aan een mentaliteitsverandering, maar ook aan een opzet waarin kwartaalrapportages normaal worden en jaarrekeningen uiterlijk binnen 1 maand na afloop van het jaar ingeleverd worden.
Hopelijk zal de kerntakenanalyse, die ruim 10 jaar geleden aan de toenmalige MEP-regering werd overhandigd en vervolgens meteen in een diepe la verdween, nu eindelijk uitgevoerd worden. Daarmee kan de regering gevolg geven aan haar voornemen om de personeelskosten substantieel te verlagen en de efficiency en effectiviteit van het ambtenarenapparaat te verhogen. Het depolitiseren van het personeelsbeleid zal eveneens leiden tot een kwaliteitsverhoging van het ambtenarenapparaat en een aanmerkelijke verlaging van de kosten. In combinatie met de invoering van de HBRA (Herziening Bezoldingingsregeling Ambtenaren) die ruim 25 jaar geleden al had moeten plaatsvinden, kan dit tot grote concrete besparingen leiden en de enorme scheefgroei in het huidige bezoldigingssysteem elimineren.
De partijen hebben zich ook voorgenomen de adviserende en controlerende organen van voldoende middelen te voorzien en ‘met respect te behandelen’. Indien dit laatste betekent dat deze organen een volledig onafhankelijke positie verkrijgen (bijv. voor de benoeming van hun personeel) en dat hun rapporten niet alleen gelezen worden maar ook als basis gaan dienen voor begrotingsbehandelingen en serieuze evaluaties van gevoerd beleid, dan is dat een grote stap vooruit met vele positieve gevolgen.
De invoering van de Wet Financiering Politieke Partijen, een Begrotingskamer en een Integriteitskamer binnen 1 jaar zullen, bij naleving en niet-partijpolitieke (!) bezetting, niet alleen tot vertrouwen leiden in Aruba zelf, maar ook bij haar partners in het Koninkrijk. Hetzelfde geldt voor de andere wetten (zoals de screening van ministers, niet alleen vooraf, maar juist ook achteraf!) die de integriteit van het bestuur beogen te verbeteren. Daarmee beperken de samenwerkende partijen zich niet alleen tot de erkenning van de talloze bestaande tekortkomingen maar zijn zij blijkbaar serieus van plan die op zo kort mogelijke termijn daadwerkelijk op te heffen en te verbeteren.
Ook de vermelding van de noodzakelijke vernieuwing van de Comptabiliteitsverordening (waar al decennialang aan wordt ‘gewerkt’) en de aanscherping van de aanbestedingsregels (die altijd tot het nodige misbruik hebben geleid) zijn lovenswaardige verbeteringen die de integriteit van het bestuur aanmerkelijk zullen verbeteren.
Al met al geven alleen al deze initiatieven op het gebied van deugdelijk bestuur die de samenwerkende partijen tot speerpunt van hun beleid hebben gemaakt de nodige hoop dat het hen menens is. Het ligt echter voor een belangrijk deel aan de nodige ‘begeleiding’ uit de gemeenschap of zij inderdaad in hun opzet zullen slagen.