Al gauw maakte het ideaal plaats voor de bittere realiteit. Zowel in Afrikaanse landen, Rusland als China bracht het bestuur ‘van, voor en door het volk’ veel meer willekeur en vervolging door en grotere rijkdom voor de heersende klassen , maar daartegenover grotere armoede voor de bevolking en een sterkere inperking van hun rechten en vrijheden. Het leek er op dat de luimen van de vroegere alleenheersers in veelvoud terugkwamen, recht evenredig aan het aantal mensen dat nu de verantwoordelijkheid voor het bestuur opeiste. Waar in vroeger tijden tientallen tot honderden mensen het slachtoffer werden van de grillen van die ene baas, werden nu honderdduizenden en zelfs miljoenen ‘in het landsbelang’ en zonder enig gewetensbezwaar over de kling gejaagd. Blijkbaar stelde ‘het volk’ hogere eisen aan haar leden.
Toch vindt het grootste deel van de volkeren democratie nog steeds een goede manier om het land te leiden. Het aantal landen dat democratische bestuursvormen kent, is nooit eerder zo hoog geweest. Van slechts 12 democratisch geleide landen na de 2e wereldoorlog staat de teller momenteel op 117 electorale democratieën op een totaal van 195 landen. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat het vertrouwen in parlementen, regeringen en politieke partijen historisch laag is. Ideaal en praktijk van de democratie lijken ver van elkaar verwijderd. De economische neergang, het geweld en de corruptie in veel democratische landen maken dat de roep van ‘het volk’ om sterke leiders steeds groter wordt.
Zoals overal heeft ook de politieke medaille twee kanten. Waar vooral voor politieke partijen de nodige afkeer bestaat, wordt de burger beschuldigd van apathie, individualisering en consumentisme. Dit zou zijn kritische betrokkenheid zodanig verminderd hebben dat zijn geloof in de democratie is omgeslagen in onverschilligheid. Hij ‘zapt’ weg zodra het gaat over ‘de politiek’. Het gaat echter meer om een beschuldiging dan om realiteit, want in de praktijk blijkt dat de politieke belangstelling groeit terwijl het politieke vertrouwen daalt. Blijkbaar verdiepen burgers zich steeds meer in het politieke doen en laten en komen zij er achter dat zich heel wat onfrisse zaken afspelen in die politieke brij.
Vanzelfsprekend leidt dit tot de nodige frustratie. Niet voor niets stemmen steeds minder mensen tijdens verkiezingen. Ook neemt het aantal leden van politieke partijen sterk af terwijl het aantal zwevende kiezers toeneemt. Partijen kunnen steeds minder rekenen op de loyale trouw van kiezers. Deze trend wordt versterkt door de politiek zelf omdat zij als regering steeds minder beleid durft uit te werken uit angst afgestraft te worden bij de volgende verkiezingen. Daar komt bij dat regeringen met handen en voeten gebonden zijn aan de beperkingen van de nationale schuld, internationale verdragen, de beoordeling door Amerikaanse ratingbureaus en multinationale ondernemingen.
Deze inperking van de soevereiniteit van landen maakt dat de grote uitdagingen van onze tijd zoals de klimaatverandering, de bankencrisis, economische crisis, offshore fraude, migratie en overbevolking niet meer effectief door nationale regeringen kunnen worden aangepakt. Dit onvermogen om structurele problemen aan te pakken maakt dat regeringen en parlementen zich steeds meer richten op futiliteiten en als gevolg daarvan steeds meer regeren volgens de waan van de dag. Het gaat er voor politici dan met name om te scoren, het liefst via incidenten, vragen en moties. Profileren is belangrijker dan besturen. De democratie is weliswaar tandelozer, maar vooral luidruchtiger geworden.
Deze opgefokte en doorzichtige hysterie werkt echter averechts. Daarom moeten politici en burgers gezamenlijk op zoek naar nieuwe vormen van zinvol bestuur die de huidige uitdagingen effectief te lijf gaan. Daarvoor is erkenning nodig van het echec van de huidige bestuursvorm en de wil en moed om daadwerkelijke veranderingen voor de oplossing van complexe en structurele problemen toe te passen.