Drieëntwintig jaar later (!) wordt er nog steeds gesteggeld over de Geschillenregeling. Zijn die afspraken vergeten, opzij geschoven of is hier iets anders aan de hand? De reden is simpel: de Geschillenregeling was het voorlaatste punt van het Protocol. De punten daarvóór betroffen afspraken die als doel hadden de grote problemen waar Aruba zich voortdurend in manoeuvreerde uit te bannen. De Geschillenregeling vormde feitelijk het sluitstuk van een pakket afspraken waarmee werd toegewerkt naar een gelijkwaardige positie van de Koninkrijkspartners. Nalatigheid van Aruba om de gemaakte afspraken integraal na te komen had dan ook directe (negatieve) gevolgen voor haar gelijkwaardigheidspositie en dus ook op de realisering van de Geschillenregeling.
Op grond van het uitgangspunt dat Aruba en Nederland de rechtstatelijke en democratische beginstelen van het Koninkrijk onderschrijven werd afgesproken deze verder vorm te geven en uit te werken. Het ging daarbij onder meer om afspraken met betrekking tot de rechterlijke organisatie, justitiële samenwerking, comptabiliteit en financieel-economisch evenwichtsherstel. De uitwerking van deze afspraken zou zo spoedig mogelijk worden voorgelegd aan de onderscheiden regeringen en volksvertegenwoordigingen. Zodra deze in de vereiste vorm constitutioneel of wettelijk tot stand waren gekomen, zou het koninklijk besluit hiervoor worden vastgesteld. Het streven was dit nog vóór 1 januari 1995 te bereiken. Dit zou er toe moeten leiden dat nog vóór 1 januari 1996 een nieuwe rechtsorde in het gehele Koninkrijk zou gelden op basis van gelijkwaardigheid tussen de landen.
Tot de dag van 10 januari 2017 hadden de Arubaanse ondertekenaars van het Protocol de Staten hier echter nog niet van in kennis gesteld. Dientengevolge was ook niet voldaan aan de afspraken om de dubieuze kwaliteit van het bestuur op enigerlei manier te verbeteren. Zo bleek voor Aruba de bepaling in het Statuut dat ‘elk land gehouden is te voorzien in een adequaat comptabel bestel, bij wet van het land te regelen’, een dode letter. Dit had voor de financieel-economische situatie van Aruba ernstige gevolgen die met de tijd alleen maar toenamen. Nakoming van de afspraken in artikel 10 van het Protocol had Aruba kunnen behoeden voor het echec van het gevoerde financieel ‘beleid’ tot 2015.
Voor alle duidelijkheid zij vermeldt dat ‘gelijkwaardigheid’ van de Koninkrijkspartners in eerste instantie niet afhankelijk is van het inwoneraantal of de grootte van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Ook al heeft Nederland 150 keer zoveel inwoners dan Aruba (17 miljoen tegenover 110.000) en is haar BBP ruim 300 keer hoger (Afl. 1.500 miljard tegenover Afl. 5 miljard), van veel groter belang voor de bepaling van de mate van gelijkwaardigheid is de mate waarin de partners de normen van deugdelijk bestuur toepassen. Zolang er sprake is van een heel verschillende interpretatie en toepassing van die normen en dientengevolge van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten van de democratische rechtstaat, is er geen sprake van gelijkwaardigheid en kan er dus ook geen sprake zijn van een Geschillenregeling die immers uitgaat van gelijkwaardige partners.
Het is zonder meer nastrevenswaardig een Geschillenregeling tot stand te brengen die gebaseerd is op gelijkwaardigheid. Daartoe heeft Aruba de komende jaren echter een intensieve inhaalslag te plegen die er op gericht is de tekortkomingen op het gebied van deugdelijk bestuur recht te trekken. De gemaakte fouten zijn een vrij normaal verschijnsel in de eerste ontwikkelingsjaren van een jonge natie. Het gaat er
nu vooral om van die fouten te leren en een meer constructieve houding in te nemen jegens andere Koninkrijkspartners die over een veel ruimere ervaring beschikken, ook al maakte die in haar democratische beginfase ook de nodige fouten en zelfs tegenwoordig ook geen vlekkeloos blazoen heeft. Misplaatste trots of chauvinisme staan deze ontwikkeling slechts in de weg. Voor Nederland zijn de afspraken van het Protocol 1993 nog steeds geldig. Het is nu aan Aruba om die afspraken alsnog na te komen en zodoende een gezonde basis te leggen voor de Geschillenregeling.