Op maandag 7 november 2016 begon het zoveelste begrotingscircus sinds de aanvang van de Status Aparte. Kritische vragen komen vooral uit de hoek van de oppositie. De ministers beantwoorden die vragen zo goed en kwaad als mogelijk. De coalitiemeerderheid keurt vervolgens de begroting goed. Jaar in, jaar uit en vaak zelfs tweemaal per jaar. Begroten is niet het sterkste punt van bestuurders en dus volgt aan het eind van het jaar steevast een suppletoire begroting. Alles lijkt te gaan volgens het boekje. De realiteit is echter anders.

Volgens de tot nu toe (digitaal) beschikbare 23 adviezen van de Raad van Advies (RvA) op ‘gewone’ en suppletoire begrotingen vanaf 2003 zijn slechts 4 begrotingen bijtijds ingeleverd bij de RvA. Na haar analyse en beoordeling konden ze vóór de wettelijk vastgestelde datum van 1 september aan de Staten worden aangeboden. De andere 19 (83%) werden te laat ingeleverd.

Drie bijtijds ingeleverde begrotingen staan op het conto van MEP-regeringen, nl. in 2004, 2005 en 2008. Volgens het oordeel van de RvA was de begroting van 2004 grotendeels een kopie van 2003. Veel belangrijke informatie ontbrak terwijl de realiteitszin laag was en het niet voldeed aan de vereisten van deugdelijk bestuur. Volgens de RvA was de begroting van 2005 een getrouwe kopie van die van 2004 en constateerde zij veel inhoudelijke tekortkomingen. Zij maakte zich zorgen over de sterke toename van de schuld en dus ook van de rentelasten. De RvA waarschuwde met name voor de zgn. bulletleningen: leningen die na afloop van de leentermijn in zijn geheel moeten worden terugbetaald en waarover gedurende de looptijd alleen rente wordt betaald. Die zouden een te zware last worden voor Aruba. De Raad adviseerde dan ook om daarvoor te sparen en het geld te reserveren in een zogenaamde ‘Sinking Fund’.

Ook de ontwerpbegroting van 2008 kon niet rekenen op goedkeuring van de RvA. Net als de begrotingen van 2006 en 2007 bleken de toelichtingen een “samenraapsel van door de verschillende diensten opgestelde onderdelen, van verschillende stijl en kwaliteitsgehalte, die lukraak aan elkaar zijn ‘geplakt’ en kennelijk zijn ingekort waardoor de inhoud onduidelijk of onsamenhangend is”. Volgens de Raad tastte de begrotingsvolgorde het budgetrecht van de Staten aan. Echter, inbreuken op hun budgetrecht waren wel het minste waar het Parlement zich in de loop der decennia druk om maakte.

De enige door de AVP-regering bijtijds ingeleverde begroting was de laatste, voor het dienstjaar 2017 dankzij sterke druk van het CAft. Net als eerdere begrotingen sinds het AVP-bewind kent de RvA deze weinig realiteitsgehalte toe. De regering schat de economische groei veel te rooskleurig in, de inkomsten vallen lager uit, de uitgaven hoger, waardoor ook het financieringstekort (on)behoorlijk toeneemt.

Het absolute dieptepunt van ingediende begrotingen was echter die aan het begin van het huidige AVP-kabinet onder verantwoordelijkheid van de onlangs benoemde gevolmachtigde minister. De inlevering van de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2014 bij de RvA vond 10 maanden te laat plaats. Het oordeel van de RvA over de kwaliteit van de begroting was vernietigend. Op staatsrechtelijke, wetstechnische en comptabele gronden werd het ontwerp als onvolwaardig beschouwd. Als zodanig hield het een directe aantasting van het budgetrecht van de Staten in. De Raad beveelt dan ook aan dit ontwerp niet aan de Staten ter goedkeuring aan te bieden, dan nadat met al haar adviezen rekening is gehouden.

Het kabinet Mike Eman-2 ging echter voorbij aan dit oordeel en presenteerde de ontwerpbegroting ongewijzigd aan de Staten. Die werd gewoontegetrouw door de meerderheid van de Staten goedgekeurd en vervolgens ter bekrachtiging voorgelegd aan de Gouverneur. In combinatie met de waarschuwingen uit het Landenrapport van de IMF van 2013 was dit voldoende reden voor de Gouverneur de ontwerpbegroting niet te sieren met zijn handtekening. Het protest van de statenmeerderheid hiertegen ging voor het eerst om de inbreuk op haar budgetrecht. Bijzonder hypocriet, aangezien gedurende 30 jaar de 2-jaarlijkse inbreuken (volgens de Staatsregeling!) op het budgetrecht door te late indiening van de (suppletoire) begrotingen nooit enige noemenswaardige reactie opriep van statenleden. Bovendien tekenden statenleden nooit protest aan wegens het gedurende bijna 30 jaar niet indienen van jaarrekeningen. Die zijn volgens de Comptabiliteitsverordening nodig om een begroting naar behoren te evalueren. Jaarrekeningen zijn dus ook voor het budgetrecht van de Staten van groot belang.

Lezing van alle rapporten, waarbij opvalt dat dringende adviezen ter verbetering van ernstige (constitutionele, wetstechnische, comptabele, redactionele en andere) tekortkomingen jaar in jaar uit in meer en mindere mate herhaald worden, toont aan dat bestuurders geen lering trekken uit adviezen van de RvA, dat Statenleden daar evenmin een boodschap aan hebben en dat de ‘begrotingsbusiness-as-usual’ ongestoord wordt voortgezet. Ook waarschuwingen door de jaren heen t.a.v. onverantwoordelijke schuldopbouw met daaraan gerelateerde groei van rentelasten waren aan dovemansoren gericht. M.a.w., de begrotingsbehandeling is slechts een poppenkast die er op is gericht de schijn te wekken dat er serieus wordt gewerkt aan de behartiging van het algemeen belang.