Op 7 oktober j.l. benoemde de Rijksministerraad (RMR) de huidige Arubaanse gevolmachtigde minister Alfonso Boekhoudt tot de nieuwe Gouverneur van Aruba. Uit de mediastilte die daarop in Aruba volgde bleek dat de regering niet ‘amused’ was. Haar gram kwam vervolgens tot uiting in haar brief d.d. 12 oktober waarin de regering het vertrouwen in haar gevolmachtigde minister opzegt en hem per 1 november uit zijn functie ontheft. Volgens de Arubaanse regering is de benoeming ‘in flagrante strijd met de door de ministerraad van het Koninkrijk vastgestelde regels’. De regering stelt dat ‘aangezien Boekhoudt niet door de regering is voorgedragen zoals de (niet wettelijk) vastgestelde procedure binnen het Koninkrijk voor de benoeming van een gouverneur voor de landen voorschrijft’, deze benoeming onrechtmatig is.

Voor het eerst had de RMR geen rekening gehouden met de wensenlijst van de Arubaanse regering. Wèl had de Nederlandse regering in een eerder stadium aangegeven dat de drie kandidaten die de Arubaanse regering naar voren had geschoven, om verschillende redenen niet acceptabel waren. Daarom werd (volgens welingelichte bronnen) verzocht om een nieuwe voordracht. Daar heeft de Arubaanse regering niet aan voldaan, mogelijk op grond van de gedachte dat Nederland zoals bijna altijd vroeg of laat de wens/eis van Aruba zou slikken. Voor de tweede keer in een korte tijd heeft Aruba zich echter vergist in de vastberadenheid van Nederland om niet langer met zich te laten sollen.

In dit laatste conflict wijst de Arubaanse regering op een schending door Nederland van afspraken ten aanzien van de te volgen procedure bij de benoeming van de Gouverneur. In principe zijn afspraken volgens het rechtsbeginsel ‘pacta sunt servanda’ inderdaad bindend. Gemaakte afspraken moeten door de verdragspartijen worden nageleefd en dit moet te goeder trouw gebeuren. Vanaf de Status Aparte heeft Aruba echter in haar relaties met Nederland het niet nakomen van afspraken tot een kunst verheven. Een van de bekendste was Protocol 1993 die onder meer de invoering van de Wet Financiering Politieke Partijen, de verbetering van het financieel beheer en andere voor Aruba belangrijke zaken behelsde. De meeste afspraken hadden de verbetering van de kwaliteit van het bestuur in Aruba voor ogen. Nederland trachtte deugdelijk bestuur in Aruba via politiek overleg en duidelijke afspraken te bereiken om de neerwaartse financieel-economische spiraal te doorbreken. Die pogingen mochten echter niet baten.

Ook in Aruba zelf schendt de overheid regelmatig het ‘pacta sunt servanda’ beginsel, waarbij en passant op grote schaal normen en wettelijke bepalingen worden meegenomen. Zolang de Arubaanse overheid zelf systematisch zondigt tegen deze basisprincipes, ontbeert zij het morele gezag om van anderen te eisen dat die zich daar wèl strikt aan houden. Om op dit vlak recht van spreken te krijgen moet de Arubaanse overheid eerst een grote inhaalslag plegen met haar niet nagekomen afspraken, zowel jegens Nederland als haar lokale partners.

Echter, veel belangrijker dan de vraag of procedures naar behoren zijn gevolgd, is de vraag in hoeverre de (toekomstige) gouverneur geschikt is om op standvastige wijze een neutrale koers te volgen in het Arubaanse politieke wespennest. Het gevaar is levensgroot dat een kandidaat met partijpolitieke sympathieën de functie van gouverneur niet naar behoren vervult. Mogelijk heeft dat, naast de gevorderde leeftijd van de belangrijkste regeringskandidaat, een rol gespeeld bij de overweging van Nederland om het regeringsvoorstel af te wijzen.

Dit maakt het dan ook duidelijk dat de belangen van Aruba en Nederland in deze kwestie diametraal zijn. Waar de Arubaanse regering streeft naar een gouverneur ‘uit eigen kring’ die het vertrouwen geniet van de partij, gaat het Nederland meer om een functionaris die op neutrale wijze de Koninkrijksbelangen (inclusief die van Aruba) op kundige wijze vertegenwoordigt. Voor de Arubaanse gemeenschap kan het geen moeilijke keus zijn welk belang zij hoger acht en wie daarom het meest geschikt is.

22-10-2017