In 2008 werd de wereld geconfronteerd met een ernstige financiële crisis. Grote financiële instellingen in de V.S. boekten enorme winsten, maar zij deden dat door ‘creatief opwaarderen’ van waardeloze hypotheken en ongelimiteerde handel in annuleringsverzekeringen. Dit kon plaatsvinden door het volledige gebrek aan effectief toezicht van daartoe ingestelde instanties. Zelfs de grote accountantskantoren hadden de boekhouding van de banken niet naar behoren gecontroleerd. Zij hadden niet in de gaten dat banken in hun boekhouding fraudeerden om zodoende de schijn op te wekken dat zij in een goede financiële positie verkeerden. Door de omvang van deze zwendel betaalde de hele wereld een hoge prijs.

In 2014 waren het niet zozeer banken, maar verschillende Europese landen, China, Brazilië en andere, die geconfronteerd werden met een financiële crisis. Ook hier was de belangrijkste oorzaak een tekortschietende boekhouding en de verantwoording daarop. Aangezien de effecten op de gemeenschap zo ernstig zijn, is het van belang na te gaan hoe de boekhouding functioneert en waarom dit niet alleen leidt tot financiële, maar ook tot politieke problemen wanneer hier onzorgvuldig mee wordt omgegaan.

In een goede boekhouding vormen de waarde van de bezittingen een evenwicht met die van de verplichtingen. Zo kunnen bedrijven en overheden fluctuaties hierin controleren en gelijktijdig de mogelijkheden van malversaties minimaliseren. Zij hebben daarmee tevens een instrument voor hun verdere financiële planning, het algemeen beleid en de verantwoording daarop. Tussen boekhouding en verantwoording bestaat een delicaat evenwicht. Dit bepaalt vaak het lot van de onderneming of het land.

Een goede boekhouding en, meer uitgebreid, een goed financieel beheer, staat dan ook aan de basis van een welvarend land. Dit wekt vertrouwen in een stabiele overheid en een dynamische gemeenschap. Het draagt tevens bij tot een gezond moreel en cultureel kader dat ertoe bijdraagt dat mensen geen gewoonte maken van het negeren, vervalsen of nalaten van een behoorlijke boekhouding. Wanneer er daarentegen sprake is van een deficiënte boekhouding, dan draagt dat bij tot achteruitgang en onderontwikkeling, financiële chaos, economische criminaliteit en onrust in de gemeenschap.

Deugdelijk financieel beheer vormt de basis van de legitimiteit van politiek handelen. Begrotingsevenwichten betekenen niet alleen dat de boekhouding naar behoren functioneert, maar ook dat er sprake is van deugdelijk bestuur. Daarbij speelt het afleggen van rekenschap een centrale rol. Zolang bestuurders van mening zijn dat zij alleen aan God maar niet aan boekhoudkundige controleurs rekenschap moeten afleggen, zullen financiële crises in landen de kop opsteken. Voor politici die dit veroorzaken betekent dit vaak dat zij niet herkozen worden. Voor burgers, dat hun welvaart achteruit gaat of dat zij zelfs huis en haard verliezen.

Voor veel bestuurders is transparant financieel beheer problematisch. Veeleer maken zij gebruik van ‘creatieve boekhouding’ gekoppeld aan een gebrek aan transparantie. Daarmee, en met de verspilling die daarvan het gevolg is, voeren zij hun land naar een bankroet. Dit wordt in de hand gewerkt omdat zij daarbij ook de confrontatie met de realiteit wanneer die slecht is, negeren. Voor het land zelf pakt dit rampzalig uit.

Deugdelijk financieel beheer is een belangrijk aspect van deugdelijk bestuur. Het gaat daarbij echter niet alleen om het hebben van een norm. De uitdaging is om die norm ook concreet uit te voeren. Dat vereist een voortdurende inspanning. Het vereist ook dat de daartoe noodzakelijke morele en culturele kaders worden ontwikkeld: in een cultuur waar corruptie de norm is zal deugdelijk financieel beheer niet levensvatbaar zijn. Andersom geldt ook dat waar het financieel beheer ondeugdelijk is, corruptie de vrije hand krijgt en medebepalend zal zijn voor de algemene kwaliteit van het bestuur.

Lezing van rapporten van de Raad van Advies, de Sociaal Economische Raad, de Algemene Rekenkamer, de Centrale Bank, het Internationaal Monetaire Fonds en andere, soms meer incidentele, officiële instanties en commissies maakt duidelijk dat Arubaanse bestuurders decennialang op systematische wijze onrealistische en/of ondeugdelijke begrotingen hebben opgesteld. Daarnaast hebben zij voorkomen dat er een behoorlijke boekhouding van ’s Lands financiën werd gevoerd en hebben zij de toepassing van een deugdelijke controle op en inzicht in haar financieel beheer gedwarsboomd. Daarmee hebben zij de mogelijkheid geschapen dat publieke gelden op een ‘minder legitieme wijze’ werden verbruikt zonder dat er een haan naar kraaide. Dit betekende een financiële aderlating voor Aruba.